h

Schriftelijke vragen bankenlocatie Melkmarkt

14 januari 2007

Schriftelijke vragen bankenlocatie Melkmarkt

Voor het bebouwen van de Bankenlocatie Melkmarkt moet voor het bouwplan een vrijstellingsprocedure gevolgd worden op basis van artikel 19 lid 1. In principe is de beslissing bij deze procedure een bevoegdheid van de gemeenteraad. Deze bevoegdheid is gedelegeerd aan het college, hierover heeft de raad in 2003 en 2004 een besluit genomen. Wij gaan er vanuit dat als het college een gedelegeerd besluit neemt, dit volgens de opgestelde beleidsregels gebeurd.

In het Bestemmingsplan Beschermd Stadsgezicht is het volgende beleid opgenomen: “Bij ingrepen van enige schaal zal een goede historische analyse aan planvorming vooraf moeten gaan. Bouwaanvragen zullen daarom vergezeld dienen te gaan van een dergelijke (bouw-) historische analyse.” Bij de bouwaanvraag voor de Bankenlocatie Melkmarkt is hiervan geen sprake.

Door de Stichting Bankebouw Van Straaten zijn verzoeken ingediend om de de panden Melkmarkt 1-5, 7 en 9 aan te wijzen tot beschermd gemeentelijk monument. Hierover heeft B&W inmiddels een positief ontvangen van de welstands-/monumentencommissie.

Onderstaande raadsleden van de fracties van D66, GroenLinks/De Groenen, Plaatselijk belang Zwolle en de Socialistische Partij hebben de volgende artikel 44 vragen over de gang van zaken met betrekking tot de zogenaamde Bankenlocatie Melkmarkt:
1. Tijdens de commissie ruimte op 20 juni 2005 verwijst de wethouder naar stukken waaruit zou blijken dat het gebouw geen monumentale status rechtvaardigt en eveneens geen markerend gebouw is. Waarop heeft de wethouder zijn conclusies gebaseerd en wat heeft de afdeling Monumentenzorg hierover geadviseerd ?
2. Kan de wethouder deze stukken waaruit één en ander zou blijken aan de Raad ter kennisname doen toekomen ?
3. Wanneer bleek u en de Raad voor het eerst, dat er bij de bouwplannen sprake zou (kunnen) zijn van sloop van de bankenlocatie?
4. Hoe verklaart u dat, in tegenstelling tot vergelijkbare bouwplannen en ingrepen, bij dit bouwplan geen (bouw-) historische analyse voorafgaande aan de planvorming heeft plaatsgevonden en deze ook niet zit bij de bouwaanvraag?
5. Draagt cultuur/bouw/historisch onderzoek vlak voor de sloop, zoals aangekondigd in de informatiecommissie van 18 september 2006, niet bij aan het besef dat wat er gesloopt gaat worden wellicht beter niet gesloopt had moeten worden?
6. Ziet u thans, nu uit onderzoek c.q. rapportage van de welstands-/monumentencommissie blijkt dat de gebouwen wel een architectuur/cultuurhistorische waarde hebben, mogelijkheden de bouwplannen te herzien c.q. aan te passen en/of in heroverweging te nemen? Zo nee, waarom niet?
7. Wat zijn de juridische en financiële gevolgen van al dan niet aanpassen en/of in heroverweging nemen van de bouwplannen? Hoe verhouden die gevolgen zich tot het gebruikelijke voorbehoud “behoudens instemming van de Raad?

Wij verzoeken u om beantwoording voorafgaande aan u besluit over al dan niet aanwijzen als monument.

In afwachting van uw antwoord,
Met vriendelijke groet,
Jan Zelle (D66), Rana berends (GL/DG), Albert de Boer (PBZ), Edwin Koster (SP)

U bent hier